De complementaire zorg kent een steeds groter maatschappelijk draagvlak. Dit komt vooral door het feit dat de bevolking beter vertrouwd is geraakt met de diverse vormen en mogelijkheden van alternatieve geneeswijzen. Bovendien is het een en/en verhaal geworden. Voor medische problemen stapt men naar de arts of de medische specialist, voor gezondheidsproblemen klopt men eerder aan bij een complementaire zorgverlener. Daarin ligt het verschil tussen de reguliere geneeskunde met zijn voorbehouden handelingen en bijbehorende medische technieken en de complementaire zorg die dichter bij de patiënt staat en enkel gebruikt maakt van eenvoudige en haast risicovrije behandelingen. Het is juist deze kleinschalige, maar tegelijkertijd totale benadering die zo sterk gewaardeerd wordt.
Tegenstrevers, en die zijn er altijd en zullen er altijd blijven, hebben de neiging om zich af te vragen of alles wel wetenschappelijk verantwoord is. De bekende Deense filosoof Soren Kierkegaard heeft gezegd: ‘Met de wetenschap kwam de twijfel’. Dagelijks stellen we vast dat wetenschappers elkaar tegenspreken en eerder verwarring dan duidelijkheid scheppen. Bovendien wordt in de reclamewereld al te lichtzinnig omgegaan met de bevestiging: ‘wetenschappelijk bewezen’ met verkoopargument als enig doel. De natuurgeneeskunde is de oudste westerse geneeswijze en is inderdaad wetenschappelijke gegrond. Al in april 2003 verscheen in de Belgische Artsenkrant een uitgebreid artikel van twee pagina’s over Hippocrates en de humoraalpathologie. De humoraalpathologie steunt op de vier lichaamssappen die analoog zijn aan de vier elementen. In dat artikel staat letterlijk geschreven dat de Hippocratische geneeswijze (natuurgeneeskunde) een rationele en wetenschappelijke geneeswijze is.
Al eerder werd deze bewering door Prof. Dr. Jan Godderis van de Universiteit van Leuven uitvoerig aangetoond. In zijn boek ‘Een arts is vele andere mensen waard’, dat handelt over de antieke geneeskunde, geeft hij aan waarom de humoraalpathologie van Hippocrates rationeel en wetenschappelijk gegrond is. Prof. Godderis zegt:
‘Deze van de Ionisch rationalisme doortrokken geneeskunde, die dus middels de ratio – dit is door logisch denken over de verschijnselen – tot verklaringen trachtte te komen, en die de te verklaren verschijnselen met andere waarneembare fenomenen in een causaal verband probeerde te brengen, ging er vanuit dat de mens weliswaar via zijn ziel (psyche) in verband staat met een hogere wereld, maar door zijn lichaam (soma) onmiskenbaar in de natuur thuis hoort. De mens werd door haar niet langer beschouwd als een marionet, die door de goden beïnvloed of gestuurd was, maar als een product van zijn omgeving, van de kosmos, van het geordend en evenwichtig geheel van de natuur (hê phusis). Deze geneeskunde vertrok hierbij van de basisassumptie dat er een verborgen rationaliteit, met name een logos – wat zowel «rationaliteit » als « orde » betekent – in de kosmos herkenbaar is. En deze logos werd in haar opvatting niet alleen in de omgevende macrokosmos teruggevonden, maar ook in het menselijk lichaam, dat als een microkosmos uit precies dezelfde samenstellende bestanddelen (archai) als de macrokosmos is opgebouwd, die aan identieke fysieke wetten (nomoi) onderworpen is, en die insgelijks in een toestand van evenwicht of « fraaie ordening » verkeert.’
In dit fragment toont Prof. Dr. Godderis aan dat de Hippocratische geneeskunde een rationele en wetenschappelijk gegronde geneeswijze is die zich geheel distantieert van de magisch religieuze geneeskunde uit die tijd, ook de tempelgeneeskunde genoemd. Hippocrates was niet gekant tegen de religie, maar wel tegen de misbruiken van de priesters en tempeldienaars die de mythe in leven hielden dat een ziekte een straf was van de goden. Godderis vat het als volgt samen:
‘Zoveel is duidelijk, deze nieuwe geneeskunde heeft voor het eerst de noties phusis (natuur), kosmos (natuurlijke orde, wereldorde), logos (rationaliteit) en nomos (natuurwet) toegepast op de mens. Men begreep dat dit een noodzakelijke voorwaarde was voor het tot stand komen van een wetenschappelijke theorievorming inzake gezondheid en ziekte. Men ging er voor het eerst in die periode vanuit dat ziekten hun individuele natuur (phuseis) hebben, met name omschrijfbaar zijn als natuurlijke (fysiologische) processen, die zich binnen een bepaalde tijdspanne ontwikkelen, volkomen onafhankelijk van enig bovennatuurlijk ingrijpen.’
Het boek van Godderis telt 855 bladzijden en is geheel gewijd aan Hippocrates en zijn tijdgenoten en levert een belangrijke bijdrage aan het accepteren van de natuurgeneeskunde als een wetenschappelijk gegronde geneeswijze. Het wordt voor de overheid en de zorgverzekeraars een stuk gemakkelijker om de moderne natuurgeneeskunde, die dit gedachtegoed verder zet, ernstig te nemen. Ook Prof. Dr. Müller uit Duitsland heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de humoraalpathologie van Galenus. Het is verheugend dat universiteitsprofessoren zoveel belangstelling tonen voor de Hippocratische en Galenische tradities en daarmee het vertrouwen in de moderne natuurgeneeskunde verhogen. Een complementaire zorgverlener, zoals bijvoorbeeld de Gezondheidstherapeut, is immers de consequente beoefenaar van de authentieke natuurgeneeskunde die terug gaat tot de basisprincipes van Hippocrates en Galenus, maar dan wel gerelateerd aan de moderne medische wetenschappen. De moderne natuurgeneeskunde sluit naadloos aan op diverse moderne wetenschappelijke disciplines, wat logisch is.